Uitkomsten onderzoek: Rol wijkverpleegkundige in ACP
Sinds 2017 ben ik verbonden aan het Lectoraat Wonen, Welzijn en Zorg op hoge leeftijd van de NHL. Mijn interesse voor onderwijs en onderzoek kan ik hierdoor combineren met de werkzaamheden voor ROS Friesland. Uiteindelijk doel: een goede verbinding tussen praktijk, onderzoek en onderwijs.
Zo heb ik afgelopen jaar drie HBO-V-studenten begeleid bij hun onderzoek naar Advance Careplanning (ACP) in Friesland. Uit het Platform Wijkverpleegkundigen Friesland kwam namelijk naar voren dat wijkverpleegkundigen heel veel kunnen doen in het traject van ACP. Echter gaven zij ook aan dat er nog veel onduidelijk bestaat over hun rol hierbinnen en concrete afspraken hierover ontbreken.
De studenten hebben vanuit drie verschillende perspectieven gekeken naar ACP in Friesland:
1. Wat zou de rol van de wijkverpleegkundige kunnen zijn binnen ACP?;
2. Hoe kijken huisartsen aan tegen de rolverdeling en samenwerking hierin met de wijkverpleegkundigen?;
3. Welke ervaringen hebben kwetsbare ouderen in Friesland met ACP?.
Voor de onderzoeken zijn wijkverpleegkundigen, huisartsen en cliënten (kwetsbare ouderen) in Friesland bevraagd door middel van interviews en vragenlijsten. Hieronder een paar belangrijke uitkomsten. Klik hier voor de poster met het totaaloverzicht van de resultaten.
Signaleren
Zowel de huisartsen als wijkverpleegkundigen vinden dat de wijkverpleegkundige een belangrijke rol bij ACP kan spelen. ‘De taak die de huisartsen voor de wijkverpleegkundigen zien, begint dan ook al bij het signaleren, met name omdat zij vaker over de vloer komen bij de kwetsbare ouderen. Bij de signalerende taak moet ook gedacht worden aan het signaleren van verandering in situaties bij de kwetsbare ouderen, waardoor zorgbehoeften ook veranderen. Ook wordt als taak de voorbereiding voor een ACP-gesprek door de participanten benoemd.’
Tijdgebrek in relatie tot wensen cliënt
‘In de huidige situatie worden door de huisartsen obstakels ervaren binnen het ACP-proces. Zo wordt beschreven in het onderzoek van De Vleminck et al., (2013) dat door tijdgebrek ACP-gesprekken niet of niet volledig uitgevoerd worden en huisartsen een gebrek aan vaardigheden hebben.’
Bovenstaande bleek ook uit het praktijkgerichte onderzoek. Dit is de reden dat spiritualiteit/zingeving niet altijd aan de orde komen. Terwijl de cliënten aangaven dit juist één van de belangrijkste thema’s te vinden.
Cliënten hebben veel behoefte aan emotionele ondersteuning van de zorgverleners en vinden het belangrijk dat ACP regelmatig wordt geëvalueerd. ‘Zorgbehoeften kunnen namelijk snel veranderen en het is belangrijk dat dit vanuit verschillende disciplines geëvalueerd wordt.’ Vanwege tijdgebrek komen zorgverleners hier niet altijd aan toe. De wijkverpleegkundige als ‘signaleerder’ zou hier een belangrijke rol in kunnen spelen.
Goede moment bepalen voor het gesprek
Uit de theorie kwam naar voren dat huisartsen problemen ervaren bij het bepalen van het juiste moment om een ACP-gesprek te starten en hierbij hebben zij de angst om de hoop van de patiënten te ontnemen. Dit kwam ook expliciet terug uit het praktijkonderzoek. ‘Vooral bij een kwetsbare oudere, omdat deze van het één op het andere moment kwetsbaar kan worden.’ Opvallend was dat uit de gesprekken met een aantal kwetsbare ouderen juist naar voren kwam dat ze nog eerder geïnformeerd hadden willen worden over ACP.
Vertrouwensband
Tot slot kwam de vertrouwensband tussen zorgverlener en cliënt heel duidelijk naar voren kwam. Uiteindelijk wordt dat als allerbelangrijkste ervaren en zou dan ook altijd meegenomen moeten worden in de afweging welke zorgverlener het best het ACP-gesprek kan voeren.
Conclusie
Zowel huisartsen als wijkverpleegkundigen zien dus bij ACP een duidelijke rol weggelegd voor de wijkverpleegkundige. Deze rol bestaat onder andere uit signaleren en informeren, maar ook uit het voeren van het gesprek. Er zijn duidelijke afspraken over de rolverdeling nodig tussen wijkverpleegkundigen en huisartsen. Daarnaast is door velen de wens uitgesproken een eenduidig format te gebruiken.
De resultaten geven goede handvatten om met het veld de zorg voor mensen in de palliatieve fase verbeteren. De begeleiding van studenten, waardoor de koppeling tussen het werkveld, onderzoek en opleiding beter wordt gemaakt, heb ik als erg leuk ervaren. Nog belangrijker vind ik het om, in mijn werk als adviseur, met de resultaten de zorg te verbeteren.
Tryntsje Haga
Ga terug naar nieuwsoverzicht